Spoelwormbesmetting is de meest voorkomende bij honden en katten. Wormen kunnen van 3cm tot 17cm groot worden, zijn dikke witte wormen.

Denk extra aan hygiëne bij besmettingen want hierbij kan zoönose optreden, dit wil zeggen dat de besmetting kan overgaan op mensen.

De besmetting van volwassen dieren gaat via het eten van tussengastheren : vogels, muizen, wormen, …
Larven migreren naar organen, niet naar longen, daar ontwikkelen ze zich niet verder. Maar bij kattinnen en teefjes komen ze in de melkklieren waar ze zich wel verder ontwikkelen en zo de pups besmetten tijdens het zogen. Bij teefjes kunnen de ongeboren pups in de baarmoeder besmet worden met spoelwormlarven. Hierdoor wordt er best bij pups 2 weken en bij kittens 3 weken na de geboorte al een eerste keer ontwormd.

Bij jonge dieren gaan de opgenomen larven via de lever naar de longen waar ze zich verder ontwikkelen. Door hoesten en inslikken komen ze in het spijsverteringsstelstel terecht, ontwikkelen zich tot volwassen worm in de darmen. Hierdoor komen de eitjes met de ontlasting in de omgeving terecht en kunnen voor herbesmetting zorgen. De eitjes en larven kunnen tot 3 jaar overleven in de omgeving en zijn bestand tegen ontsmettingsmiddelen.

Bij volwassen dieren verloopt de verloopt de besmetting asymptomatisch (zonder symptomen). Bij pups en kitten zijn er wel symptomen : hoesten, dikke buik, gewichtsverlies en diarree.

Diagnose kan gesteld worden met de standaard methode of McMaster methode.