Spoelwormen
De spoelworm komt vooral bij jonge paarden en veulens voor. De meeste paarden ontwikkelen een immuniteit tegen de spoelworm, waardoor deze worminfectie bijna niet voorkomt bij volwassen paarden.
Spoel- en aarswormen worden vaak met elkaar verward. Het zijn beiden witte wormen, alleen heeft de aarsworm een lange puntige staart.
De spoelworm is de langste worm bij paarden en kan tot 50cm lang worden.
Spoelwormeitjes overleven als één van de enige in stallen of paddocks. Ze zijn heel kleverig waardoor ze overal aan blijven plakken. De eitjes zijn omgeven door een sterke eiwitmantel, die hun beschermd tegen temperatuur, droogte en zelfs schoonmaakmiddelen. Hierdoor zijn ze heel moeilijk te verwijderen uit stallen.
De besmetting gebeurt hierbij dus niet alleen op de weide, kan ook in de stal of paddock gebeuren. Een goede stalhygiëne is hierbij belangrijk!
De eitjes kunnen tot 10 jaar overleven buiten het paard. Het grote verschil met andere wormen is dat de wormeitjes zelf infectueus zijn, dat er dus geen larvenstadia nodig is buiten de gastheer.
Het wormeitje bevat een opgerolde L2-larve.
Wanneer er één spoelwormeitje wordt gevonden bij het mestonderzoek, wordt er geadviseerd om te ontwormen. Dit omdat de eitjes heel infectueus zijn en moeilijk te verwijderen en om zo toch verdere besmettingen te voorkomen.
Het advies is vaak eerst fenbendazol (kuur van 5 dagen). Als er een hoge besmetting is, gaan ze met dit ontwormingsmiddel niet in één keer dood waardoor de kans op verstopping en koliek kleiner is. 6 weken later geef je dan pyrantel, omdat de mogelijkheid bestaat dat er opnieuw eitjes zijn uitgekomen.
Resistentie
Een spoelworminfectie kan heel erg schadelijk zijn en er is al veel resistentie bekend voor ivermectine en moxidectine. Het is dus heel belangrijk om bij een spoelworminfectie je eigen dierenarts op de hoogte te brengen en hem te betrekken bij de bestrijding.
Overzicht
Voorkomen: komt vooral voor bij jonge paarden en veulens, soms ook bij volwassen verzwakte paarden. Meestal wordt er rond de leeftijd van drie jaar weerstand opgebouwd.
Besmetting: besmettingen gebeuren zowel op de weide als in de stal en op de paddock. Door de kleverige eiwitmantel blijven ze overal aan plakken en zijn ze beschermd tegen temperatuur, droogte en zelfs schoonmaakmiddelen. De eitjes kunnen tot 10 jaar buiten het paard overleven en de wormeitjes zelf zijn infectueus. Er is dus geen larvenstadia nodig buiten de gastheer.
Locatie: dunne darm.
Prepatente periode: drie maanden.
Diagnose: analyse met mestonderzoek: Mc Master methode
Wanneer er één wormeitje gevonden wordt, is ontwormen nodig.
Ziektebeeld: larven migreren naar de longen met hoesten, longontsteking, koorts en neus uitvloeiing als gevolg. Vermageren, groeiachterstand, diarree en ruwe vacht zijn nog andere mogelijke symptomen.
Behandeling: ontwormen kan met fenbendazol (vijfdaagse kuur) of pyrantel.
Complicaties: koliek door verstopping van dode spoelwormen, komt soms voor bij zware spoelwormbesmettingen waarbij pyrantel als ontworming werd gebruikt. Pyrantel heeft een snelle verlamming van de spoelwormen als gevolg.
Resistentie: komt regelmatig voor tegen ivermectine en moxidectine.