Leverbot
Een leverbot besmetting komt bij paarden minder vaak voor. De meeste paarden hebben een goede immuniteit tegen leverbot, maar een besmetting kan optreden wanneer paarden op natte, drassige weilanden staan waar ook af en toe koeien, geiten of schapen grazen die leverbot hebben.
Een vochtige omgeving is essentieel voor de levenscyclus van de leverbot. Ook de aanwezigheid van een tussengastheer nl. de leverbotslak is noodzakelijk zodat de wormeitjes, die met de mest meekomen, zich kunnen ontwikkelen tot metacercariën. Deze metacercariën bevinden zich op de grassprieten en zijn infectueus.
Na opname vinden ze hun weg naar de lever, ze ontwikkelen zich verder en brengen schade toe aan het leverweefsel .
De ontwikkeling tot volwassen leverbot vindt bij het paard vaak niet plaats. Wanneer dit wel gebeurt, is er vaak een lage eiproductie. Hierdoor worden er bij mestonderzoek weinig tot geen wormeitjes gevonden.
De standaard mestonderzoek volgens de McMaster Methode is minder betrouwbaar om leverbot aan te tonen. Aanvullend mestonderzoek volgens de Dorsman methode zoals deze wordt uitgevoerd door MestCheck heeft een hogere gevoeligheid.
Voorlopig zijn er nog geen specifieke ontwormingsmiddelen tegen leverbot bij paarden. Meestal worden bij een leverbot besmetting bij paarden ontwormingsmiddelen gebruikt die voor koeien worden ingezet.
Preventie
- Altijd zorgen voor een goede watervoorziening zodat de paarden niet uit sloten of poelen gaan drinken.
- Zorgen voor goede drainage en afwatering is belangrijk. Ook kan je sloten en waterplassen afzetten.
- Loopeenden kunnen ingezet worden bij besmette weilanden. Zij eten leverbotslakjes op, waardoor de mogelijkheid op besmetting daalt.